Een nieuwe start

Wat een dag! Alsof de intentie van een dag eerder direct is ingezet. In de ochtend heerst er een zeer fijne en positieve sfeer in de groep. Iedereen werkt op zijn/haar eigen tempo aan verschillende taken. Gevoel van autonomie versterkt het gevoel van competentie zichtbaar. Mooi om te zien hoe leerlingen hun eigen verantwoordelijkheid pakken maar ook – of juist daardoor – ‘spontaan’ anderen gaan helpen.

Wanneer ik de angst over ‘verantwoordelijkheid aan leerlingen geven’ aanboor gaat deze zeer regelmatig over in een ‘ja maar wat als…’. Vandaag opnieuw de bevestiging: als ik zelf volledig beschikbaar ben in de groep zijn zij dat voor hun eigen proces en zelfs voor die van anderen.

Mijn gat in zelfvertrouwen lijkt gedicht. Het is voelbaar, zeker in vergelijking met eerder deze we(e)k(en). Er lijkt iets wezenlijk te zijn veranderd…

Niet iedereen heeft aan het einde van de dag alle geplande taken af. Werktempo en -houding zijn verschillend, juist in deze groep. Een groep met in potentie leerlingen die veel meer kunnen dan het niveau waarin ze zijn ingedeeld. Maar ook leerlingen die jarenlang gevaren hebben op gedrag en niet geleerd is wat hun talenten zijn, niet geleerd is hoe moeilijkheden te overwinnen, niet geleerd hun eigen toekomst te creëren. Ik mag dit proces ontsluieren. Ik maak bespreekbaar hoe hard er is gewerkt, wat ik zie gebeuren en geef het woord aan de leerlingen als ik hen vraag wat er nodig is om moeilijkheden te overwinnen. Er wordt hulp aangeboden, verschillende leerstijlen en -strategieën vliegen door het lokaal. Ik geniet. De veiligheid is terug!

En in deze veilige setting wordt geleerd dat ‘werk af’ een proces is, dat niet iedereen hetzelfde proces doorloopt en vooral ‘dat het volwassen is’ om hulp mag vragen. Sterker, dat door te vragen het proces en gevoel van competentie wordt versterkt!

De werkflow wordt in de middag voortgezet. Gevolgd door een leuke CKV les waar de leerlingen aan een nieuwe opdracht starten. En zelfs zij die mij bezig houdt laat vol trots haar tekening zien. Ik denk terug aan de tweede tekenles waarbij alles van tafel ging en een ‘ik kan niet tekenen’ er achteraan gegooid werd. Gegroeid is ook zij. Ze vertelt vandaag haar doel: “ik wil zo snel mogelijk naar het regulier onderwijs. Ik vind het hier maar niets. Oh, en als ik achttien ben wil ik naar LA! Dan ga ik daar wonen.”

Dromen. Groot dromen. Ik luister, bevraag haar en geniet van haar verlangen. Ik geniet nog meer van de rust en veiligheid waarin zij zichzelf ontwikkelt. Een weer maakt het me bewust dat ontwikkeling alle tijd en ruimte nodig heeft om zichtbaar te worden. En dat mij enkel ‘beschikbaar zijn’ te doen staat. Ik kan mijn best doen, aan leerlingen trekken om hun werk af te maken en ze waarderen met alleen een cijfer maar wanneer lesstof niet gemaakt wordt kunnen dat signalen zijn. Signalen waarin ik de lesstof anders aan te bieden heb, hen producent leren maken van hun eigen leerproces. Of waarop ik lesstof afstem op het proces waar zij zichzelf bevinden.

Deze week zouden presentaties gehouden worden. Niemand is zeker genoeg of klaar om hun presentatie voor de klas te houden. Tja, in gesprek en samen een nieuwe afspraak maken.

En, omdat er ruimte ontstaat: het laatste uur ‘the Yellow River‘. Een praktische oefening waarin duidelijk en zichtbaar wordt hoe moeilijk samenwerken eigenlijk is. Een prachtige oefening voor mij om leerlingen te observeren, als individu en als groep.

Een frisse neus.
Een nieuwe start.

Onhandig

De gehele dag is het onrustig in de school. Al vanaf het eerste lesuur zie je leerlingen in de gang. Lopen, schreeuwen, elkaar uitdagen, op weg naar een escapeklas*, tussendoor een leerling naar de wc. De leerlingen in de groep hebben er zichtbaar last van. Ze proberen zich afzijdig te houden. Oordopjes in, muziek hard aan en maar proberen zich te concentreren op hun lestaak.

De eerste drie lesuren voorbij zijn en ik ben trots op hen. Een enkeling kwam niet of moeilijk tot werken, het overgrote deel heeft hun werk zo goed als af. Hard en ‘ontspannen’ gewerkt.

Nu het vierde lesuur en in alles voel je hem onrustig worden. De ochtend lijkt haar tol te eisen. Logisch ergens: wanneer je sensorisch geen spiegel hebt om alles buiten je te filteren of zelfs af te sluiten, is het heel lastig om alle ‘prikkels’ buiten te houden. Zelf heeft hij geen idee wat te doen. Vaak pas een dag later komt er bewustwording, bewust dat grenzen zijn overgegaan. Na een zelf gekozen bezoek aan de escapeklas komt hij drukker terug dan hij verwachtte. Een signaal.

Hij stapt op, loopt een paar keer naar buiten en belandt uiteindelijk in de achtervang. Hij weet dat zijn acties niet handig zijn, geen mogelijkheid anders te doen. De achtervang, dat lijkt de plek voor hem. Voor nu dan, om rustig het gesprek aan te gaan. Tot de pauze blijft hij daar zitten, omdat naar eigen zeggen een terugkeer naar de klas niet lukt. Het is de onrust die hem overneemt. Na de pauze heeft hij de intentie om het volgende vak weer mee doen. Zo belooft hij. Aansluiten en een nieuwe kans inzetten.

Een week eerder heb ik de ruimte genomen om met hem een lange wandeling te maken. Om dieper in te gaan op waar hij op stuk loopt. Naast oude pijn, angst en recente situaties is het vertrouwen in de ander geslonken tot onder nul. Ik weet hem ergens te ontdooien. Zeker als we op de terugweg naar de hoofdlocatie lopen en een opdracht meenemen.

Zijn belofte maakt hij waar. Tijdens de les treft hij de eerste voorbereidingen voor de uiteindelijke opdracht van een week eerder. Hij gaat tijdens de les verzorging aan de slag.Na de les verzorging heeft niet alleen hij een escape nodig maar alle leerlingen. Onmogelijk, dus ik kies praktisch aan de slag te gaan in plaats van de boeken in. Ik besluit de praktische opdracht te introduceren om individuele talenten te ‘scouten’: het voorbereiden van een pitch a.d.h.v. een zelfontworpen reclameposter. We gaan de school uit! Inspiratie opdoen in de stad. In gesprek met ondernemers.

Als we het park inlopen loopt hij samen met een medeleerling terug naar school. Daar waar hij de gehele dag aangaf niet op school te willen zijn, wil hij nu terug. Hij heeft het doel gemist. Onduidelijkheid. Door een gebrek aan gevoel van veiligheid niet de mogelijkheid om een vraag te stellen. Ontkoppeld met zichzelf en daarmee met de groep. Hij maakt een keus, neemt regie maar vergeet de verantwoordelijkheid.

Terug op school vergroot hij samen met zijn klasgenoot de onrust. Het dak op, schreeuwend door de gang en scheldend naar collega’s. Ik word gebeld en de twijfel slaat toe!? De spagaat compleet. Aan de ene kant de onrust, aan de andere kant leerlingen die zichzelf en hun angst ontstijgen.

Op school in de middag en de leerlingen naar huis volgt er een groot overleg. De onrust als centraal thema. Hij is onderdeel van dat thema. Er valt een oordeel, gevolgd door een externe time-out. Het wringt, zeker omdat het een uiting van onmacht is. Niet weten wat te doen, ‘kiezen’ voor wat niet handig is. Oefenen om bij zichzelf te blijven.

Ergens weet ik dat hij morgen toch niet op school zal zijn geweest. Een dag als deze kost hem een dag om alle indrukken te verwerken. Nu mag hij ‘geoorloofd’ een dag thuis zijn. Alles een plek geven en tegelijkertijd in alle rust werken aan wat morgen op het programma staat. In zijn eigen tempo, op zijn eigen manier. Zo wordt onhandig handig.

 

*Een escapeklas is de klas van een collega waar een leerling wanneer het ‘even niet lukt’ in diens eigen klas, zelf gekozen of op advies van de leerkracht naar toe kan. Daar kan de leerling zijn werk afmaken of op eigen wijze tot ‘rust’ komen.

Waar ik tegenaanloop is dat deze escapeklas te veel het doel heeft om het kind te normaliseren: daar waar ingegaan wordt op wat er nu mis gaat, gaat het er eigenlijk om hoe de prikkelverwerking anders verloopt en wat het kind nodig heeft zich prettig te voelen. Mijn inziens wordt aan deze essentie voorbij gegaan. De waan van de dag of de ruimte die je als leerkracht voelt als belangrijkste variabelen. Ruimte voor het gesprek om deze essentie te achterhalen.

Fouten

Na de middagpauze lopen een aantal leerlingen onrustig het lokaal binnen. Dat wat buiten is gebeurd versterkt de frustratie, verhoogde staat van arousal van één van hen. Frustratie dat wordt gebotvierd op hem.

Hem, een jongen die het heel lastig vindt om een relatie aan te gaan. Al vroeg in zijn jeugd geen thuis. Geen contact met familie. Een tante ziet hij eens per jaar, omdat anderen dat nodig vinden. Vele pleeggezinnen en woongroepen heeft hij al gezien en beleefd. Een basisveiligheid mist hij, loyaliteit naar ouders lijkt verdampt. Loyaliteit naar iedereen overigens. Vertrouwen trouwens ook, en dan vooral in zichzelf. Recentelijk kwam daar ook nog eens landelijke media overheen.

En dan zit hij op een school. Zelf geen inspraak, moeite met leren omdat hij anders leert, hij heeft meer tijd nodig en alle moeite om zijn gedachten te blijven ordenen. Maar bovenal, voor wie of wat leert hij? Ja, voor zichzelf. Maar wie is dat?

Ook zit hij in een klas waar anderen moeite hebben niet ontkoppeld te raken van zichzelf. Anderen die ook, maar op en vanuit totaal verschillende invalshoeken, moeite hebben te leren en met sociale omgang. En nu dus weer hij tegen hem.

Het resulteert in schreeuwen door de klas, versterkt door anderen die zichzelf en hun emoties moeilijk kunnen reguleren. Moeite met het in goede banen leiden van hun ‘woede’. ‘Hem’ is enkel een makkelijk ‘slachtoffer’ om alles wie hij is. Hij is gelukkig al zo ver dat hij de schreeuwers negeert.

Het leidt nu alleen tot extra woede.

Een van de schreeuwers is de bron van de onrust. Als ik me tot deze schreeuwer richt voel ik eigenlijk direct dat enig gesprek lastig gaat worden. Het coachen in het leren maken van positieve keuzes en het reflecteren in het omgaan met ‘de zelf’ lijkt onmogelijk. Als een tijdbom die intern niet weet hoe lang de tijd nog tikt.

De schreeuwer loopt naar hem toe. Hij had net een koek in zijn mond gestopt, vergeten te eten in de pauze was het argument. Tegelijkertijd leek hij het tikken van de bom ook te voelen. Wanneer de schreeuwer boven hem staat te schreeuwen dat hij na de pauze niet meer mag eten, klinkt er een: “oké!” Met een lach lijkt hij de schreeuwer te volgen. Niets is minder waar, want een volgende hap wordt genomen. Het lont van de bom wordt aangestoken en de schreeuwer grist de koek uit diens hand. Met een zwiep beland dat wat is overgebleven van de koek op een bed van weggegooid afval. Het geluid van de rand van de vuilnisbak resoneert door het lokaal.

Ik besluit de tikkende bom tot ontploffing te brengen. Dit om de veiligheid van de schreeuwer en de groep te waarborgen. Tijd om het lont wat extra snelheid mee te geven.

“Beter blijf je van andermans spullen af. Volgens mij werkt dat voor jouw spullen ook zo!?”

Een duidelijke verwachting en een poging om de schreeuwer een laatste keer tot reflectie aan te zetten. Meestal werkt het ook om wat te zeggen, in dit geval ‘de manier waarop’, wat niet wordt verwacht. Om te verwarren. Dit keer draait hij niet bij. Het snellont stevent op mij af. Er komt iets uit met dat hij niet zo wenst aangesproken te worden. Ik hoor mezelf nog iets zeggen als iets met ‘het goede voorbeeld geven’ en voor ik het weet vlieg ik door het lokaal.

De schreeuwer schrikt van zijn actie en snelt het lokaal uit. Onderweg schopt hij nog een kastdeur en veiligheidsglas kapot. Hij weet dat hij grenzen over is gegaan. En hij weet nu ook dat het veilig genoeg is zijn eigen gevoel van onveiligheid op een andere manier te uiten. Om na zijn fouten te oefenen. Oefenen verantwoordelijkheid te dragen voor gevoelens die niet van hem zijn. Energie die buiten het lokaal mag blijven. Bemoeienis die niet enkel over regels gaan.

Klasgenoten zijn geschokt, geschrokken. Onbegrip ont-moet begrip. Er ontstaat een open gesprek: “ik begrijp hem wel ergens. Hij vindt het moeilijk om zijn eigen fouten toe te geven. Maar het toegeven van fouten is niet stom. Het gaat niet over winnen, maar dat je ‘volwassen’ om kan gaan met de situatie.”

Een wijze les. In stilte geniet ik van de intentie die deze jongen neerzet! Na zijn betoog kijkt hij me aan. Hij lijkt bevestiging te zoeken. Met een glimlach herhaal ik kort wat ik hoor: oefenen in het leren maken van fouten, het ontleren van dat alles maar goed moet zijn. Het vraagt MOED, de moed je kwetsbaar op te stellen. En soms, soms doet dat nog pijn.

Medicatie en een kans

Nog maar net een boterham in mijn mond of ik hoor vanuit de achtervang (time-out) een hels kabaal. Met de eerste hap nog in mijn mond snel ik naar de ruimte waar het lijkt alsof er geen tafel meer staat. Nou ja, als ik binnen kom staat de helft nog overeind. Een jongen, niet breder dan de stoel zit ziedend in elkaar gedoken.

Ik ken hem nog van een jaar eerder. Hij is blijven zitten. Toen in mindere mate schoolrijp. Zijn emotionele ontwikkeling stond voorop en samen met wat heftige situaties thuis hebben we in samenspraak met de ouders besloten dat hij het eerste jaar zou gaan overdoen. Het gaat nu eigenlijk zó goed dat ik me verbaas dat juist hij nu in de achtervang zit.

Wanneer ik mijn hand op zijn schouder laat rusten voel ik dat hij kookt. In de vrieskou zou de damp van hem afstomen. Mijn hand is welkom. Hij kent de drill, veiligheid als doel.

Het achtervangformulier is wat ik als eerste pak. Zoekend naar een pen rek ik wat tijd. Tijd voor hem om afscheid te nemen van zijn grootste woede. Aarden. Ik pak een kruk en ga naast hem zitten. Het formulier leg ik op één van de tafels die nog overeind staan. Nog geen vraag gesteld en toch steekt hij van wal.

“Ik was druk.”

Met het oordeel dat dit natuurlijk niet alleen de reden kan zijn om hem naar een achtervang te sturen of waarom hij hier zit, vraag ik door.

“Ik voelde me druk. En ik luisterde niet naar de juf.”

Ah, het niet luisteren, altijd interessant. Want, waar heeft hij naar te luisteren en waar komt dat waar hij naar dient te luisteren uit voort? En wat als je weet dat wanneer hij druk is moeilijker kan luisteren, wat verwacht je dan van hem? Om de gehele situatie helder te krijgen en het te verkleinen tot een aanleiding blijf ik vragen, scherp samenvatten om hem te laten inleven.

“Ik werd boos.
Ik moest naar de gymzaal.
Nou ja, ik werd terug gestuurd!
Ik ben de hele dag al druk en dan ben ik storend.
De klas heeft er wel last van. Ik zag dat ze er last van hadden. Vooral G. & K.
Als ik druk ben laat ik me makkelijk mee gaan en doe ik mee.
Ik had de juf niet gehoord maar het kan dat ze me gewaarschuwd heeft.
Ik denk dat ik vanochtend geen medicatie op heb!?”

Zelf komt hij tot inzicht. Hij weet hoe het komt dat hij druk is en weet ook dat anderen er last van hebben. Het toffe aan dit soort gesprekken is dat je al soort van automatische piloot een kind weer on track helpt. Het ondersteunen in het ordenen van gedachten. Als je een kind door en door kent vergemakkelijkt dit het proces. Ik geniet van zijn eigen inzichten. Van woede is geen sprake meer, eerder schaamte. Hij ’weet’, voelt zijn geweten en denkt na over herstel.

“De volgende keer ga ik proberen gewoon te luisteren.
Misschien dat ik bij juf J. in de klas kan gaan zitten. Een escape nemen.
Ik wil proberen in de klas aan te sluiten en als het niet lukt ga ik naar meneer M.
Meneer M. omdat ik daar naartoe moet. Ik mocht niet naar de achtervang.”

Ik reken het goed, zijn biecht maar bovenal heldere reflectie. Het is fantastisch om zijn zelf herstellend vermogen in zo’n korte tijd te zien en te mogen ervaren. Wat is hij gegroeid. In mentaal opzicht dan, want qua lichaamsbouw lijkt het bijna alsof hij ergens door wordt kleingehouden.

We staan op. Op mijn voorstel om herstel in te zetten ging hij akkoord. We gaan naar de juf waar hij gaat luisteren of zijn vraag tot het weer aan mogen sluiten positief wordt beantwoord. Hij staat op en zonder dat ik iets hoef te zeggen worden tafels en stoelen recht gezet. De details verklappen dat hij weer geland is.

Als we de bocht om willen gaan loopt hij niets vermoedend tegen zijn eigen moeder aan. Met een mix van schrik en blijde verwondering kijkt hij zijn moeder aan die, een split second later, in haar zakken graait en een tussen haar vingers samengeknepen pil omhoog houdt.

“Jahaah jongen, die was je vergeten hè, vanmorgen.”

Ze legt uit dat toen ze terug kwam van haar werk zij de pil zag liggen. Direct is ze op haar fiets gesprongen en naar school gefietst. Haar ervaringen van eerder nog in gedachten.

pilVerrast neem hij de pil aan en ik heb een kort gesprek met moeder. Ook ik ben blij haar weer te zien en leg ons gesprek van net uit. Om de hoek komt ook de juf wat gehaast aangelopen. Met een korte, samengevatte versie vertel ik wat ik aantrof, het gesprek en geef ik het woord voor herstel aan hem. Met gebogen hoofd vertelt hij rustig over zijn drukte, het vergeten innemen van de medicatie en zijn wens om te herstellen.

De juf reageert resoluut. Eerder ingezette maatregelen waren niet voor niets, de gehele dag was het al een drama met hem en hij dient zijn consequentie maar te aanvaarden. Ik zie het hoofd iets verder naar beneden gaan. Het is natuurlijk zo dat de juf het gehele proces en het gesprek niet heeft meegekregen. Tegelijkertijd uit zij haar zorg: de gehele dag al onrust. Wat heeft zij nodig om te herstellen? Om weer het vertrouwen te hebben en kunnen geven? Welke schakel is hij in het geheel?

Als een professional aanvaardt hij zijn consequentie. Alleen dat al is een teken dat hij in staat zou zijn geweest om te herstellen. Want hij weet dat hij fout zat. Zijn kans op herstel wordt nu even uitgesteld. Hij weet dat hij nog genoeg kansen heeft en heeft gekregen. De kans dat hij zijn medicatie nog eens vergeet is aanwezig. Hopelijk heeft deze situatie hem bewust gemaakt dat hij ook uit zichzelf kan herstellen!

Zielloos

“Kankuhleier!”

Moeder ziet met lede ogen toe hoe haar zoon ziedend de klas uit stormt. De deur, die al bijna niet meer in zijn voegen hangt, wordt met brute kracht dichtgesmeten. Hij ijsbeert wat op de gang om vervolgens terug te keren in de klas. Achterin en geflankeerd door twee schotten gaat hij op de tafel die daar staat zitten. Hij lijkt uitgeput. Als moeder wat tegen hem wil zeggen volgt een schreeuwend: “praat niet tegen mij of ik sla met die bezem je kankuhhoofd door midden!”

Al twee uur is hij niet meer aanwezig in de groep. Hij heeft zelf de keus gemaakt om uit de klas te lopen en buiten wat te voetballen en te kletsen met een medeleerling. Ruimte is wat hij nodig heeft, zover is duidelijk. Frisse lucht.

Net voordat hij twee uur geleden de klas uitliep heeft hij een klein half uur rondjes gelopen door de groep. Elke vraag beantwoordde hij met dat hij zich druk voelde. Doorvragen had totaal geen zin. Hij blokkeerde zichtbaar, leek geen taal te hebben voor wat hij ervoer. Het bereiken van hem bereiken was een grotere uitdaging dan het beklimmen van de hoogste berg. In zijn ogen zag ik hem niet meer. Zielloos keek hij me wat aan. Zijn grens gaf hij duidelijk aan.

“Houd je bek mongool!”

Stil, waarnemen en beschikbaar zijn was wat mij te doen stond. Gelijktijdig speelt de gehele dag zich in mijn hoofd af. Hij kwam wat onrustig binnen. De aanvang van de dag is vervolgens rustig maar als de les begint volgt een ‘doordeinstructieheenroepenenvragen’-actie. Is het een roep om duidelijkheid? Is er thuis of voor school iets gebeurd dat zijn mindset heeft doen vastzetten?

Dat hij aandacht wil is duidelijk, ik geef het hem en kan de instructie redelijk vervolgen. Na de instructie besluit en vraagt hij om samen te werken. Een positieve werksfeer volgt waarbij ze elkaar en ook mij vragen stellen. Richting de afronding van de les voel ik hem wat onrustiger worden. Hij lijkt het einde aan te voelen, niet te weten wat er komt en eigenlijk te willen weten wat te doen. Smartrekenen is de laatste opdracht.

“Maar dat ga ik niet doen!”

Weerstand.

De vraag of hij het vak überhaupt wel eens gedaan heeft deel ik met hem. Nee. Dat biedt mogelijkheden! Met een kom op-beweging leid ik hem en naast mij ploft hij neer. In plaats van de kruk die ik voor hem klaar zette, pakt hij zijn eigen stoel. Het zijn de details die het hardst communiceren. Hij wil regie blijven houden.

Ik pak de laptop en open samen met hem het onlineprogramma. Na een basisuitleg gaat hij aan de slag. Door steeds minder fouten te maken deelt hij zijn ontwikkeling trots met mij. Zichtbaar groeit hij. Een brede glimlach prijkt op zijn gezicht. Hij kan de les positief afsluiten. Winst.

Na de pauze begint het ijsberen in de klas. De onrust is ontketend. Ook buiten het lokaal is er geen gesprek meer met hem mogelijk. Wat is er in de pauze, of zelfs voor school, gebeurd? Ik besluit zijn moeder te bellen. Ze herkent zijn gedrag, houding en zielloze blik. Samen besluiten we dat hij wordt opgehaald. Hoe graag hij ook op school wil blijven, rijp lijkt hij vandaag niet. Aan de telefoon legt moeder uit dat haar zoon zich had verheugd op de eerste twee uur. Hij dacht verzorging te hebben maar moeder legde hem op weg naar school uit dat hij dat pas in de middag zouden hebben. Daar, vóór school in de auto, blokkeerde hij. Het kan een mogelijke verklaring voor zijn onrust zijn.

Een klein half uur later loopt zijn moeder de klas binnen. Voor hem ogenschijnlijk onverwachts. Maar hij wil blijven, weet alleen niet hoe. De onrust groeit. Hij kijkt verschrikt op, kijkt mij woedend aan en snelt de klas uit.

“Kankuhleier!”

Citaat

Gegrepen door niets en veel dingen doen

Een nieuwe week, de laatste voor de vakantie. Na de vakantie ga ik starten met Online Leren, het flippen van wiskunde-instructies. In principe staat alles klaar. In Office Mix zijn de films gemaakt, getransfereerd naar Youtube, een online platform staat klaar: Edmodo, en een aantal online (game)apps zijn getest. Niets om mij zorgen over te maken dus.

Vandaag het doel om de puntjes op de i te zetten. Maar net als met zoveel persoonlijke doelen, ik heb niet alles doelen gehaald! Sterker, er bekruipt mij eerder een gevoel van ‘niets gedaan’ als ik in de trein op weg naar zit.

De gehele dag ben ik aan het werk geweest. Ik heb veel kunnen bijwerken want na de organisatie van een studiedag is juist die nazorg zo belangrijk! Dat zaken blijven leven. En, wanneer opbrengsten niet geborgd worden en/of een plek krijgen kan de open mindset die deze studiedag absoluut aanwezig was vervliegen. Wellicht een angst, tegelijkertijd is het een gegeven als de waan van de dag gevolgd wordt. De vele positieve verhalen zijn terug te lezen in de verslaglegging en pitches van de verschillende groepen.

Tussen de bedrijven door krijg ik van een collega een link doorgestuurd. Een TED-talk van Emilie Wapnick, Why some of us don’t have one true calling. Wat een confronterende talk! Wat een herkenning: “Where you learned the assign the meaning of wrong or abnormal to doing many things?” De cultuur, vervolgt Emilie. Als school hebben we een cultuur waarin we leerlingen laten leren op één niveau. Er wordt gevraagd aan leerlingen wat ze later willen worden en is dat ‘te hoog gegrepen’ (redenerend vanuit niveaugroepen) dan wordt vriendelijk verzocht binnen het pallet van de kleuren op school een mogelijkheid te kiezen.

Binnen onze school zijn er vier richtingen: landbouw (dat een enkeling kiest), economie (waarbij de insteek journalistiek en handel is), techniek (veredelde handvaardigheid) en zorg en welzijn (vooral consumptief). Maar binnen deze sectoren zijn keuzemogelijkheden zeer beperkt. Ben ik te negatief en chargeer ik? Ja! Bewust, om een brug te bouwen tussen de situatie nu en de gewenste situatie. WANT: wat wordt er nu daadwerkelijk gedaan met de wensen en antwoorden op de vraag wat een leerling wil worden? Durven we ieder jaar onze school opnieuw uit te vinden? En wat betekent dat voor mij  als leerkracht, maar ook voor het beleid, de visie van de school en bovenal voor het leerproces en de stem van de leerling?

Ik word gegrepen door haar talk. Emilie vervolgt dat de ‘wat wil je worden’-vraag kinderen inspireert om te dromen over wat ze zouden kunnen worden, het inspireert ze niet wat ze allemaal kunnen worden. Mensen kijken je inderdaad raar aan als je 20 verschillende, soms uiteenlopende dingen zou willen doen. Je moet kiezen!? “But what if you’re someone who is not wired this way? … You might feel you don’t have a purpose. And you might feel that there is something wrong with you.” En wat doen we met kinderen waar mee wat wrong is? Precies, welkom @hetVSO.

Ik word gegrepen door herkenning en de voorbeelden die zij in haar talk geeft. Ik word gegrepen doordat mijn ‘niets gedaan’-gevoel voortkomt uit veel willen doen. Vandaag tekent het ‘multi’ zich af. Ik ben met van alles en nog wat bezig. Verschillende talenten worden gebundeld en ik voel de lijnen bij elkaar komen: vandaag ben ik leraar, inspirator, online marketeer, verbinder en ICT-er.

Feitelijk weet ik dat het gevoel van ‘niets gedaan’ nergens op gebaseerd is. Ja, op een verwachting waarvan ik denk dat een ander die voor of over mij heeft. Maar ook het gevoel van moeten voldoen aan een plaatje: wat is dat dan? Zeker als iedereen een andere perceptie en waarheidsbeleving heeft. Ik mag mijn eigen koers varen, krijg de vrijheid, ruimte, materieel én het vertrouwen om te experimenteren en bouwen aan Online Leren. Verschillende interesses en creatieve bezigheden vallen samen.

“Embrace your inner wiring, whatever that may be.”

En wat is er voor nodig om onze leerlingen hun inner wiring te laten omhelzen?

Aside

De grenzen van veiligheid

Nog nooit eerder in een groep meegemaakt, maar onveilig is wat ik me vandaag voel. De meeste leerlingen zijn gestart met hun werk als hij wat om zich heen kijkt, mij bewust lijkt aan te kijken, opstaat en naar een medeleerling loopt. Ik zie hem wat fluisteren en ik denk dat het over zijn werk gaat. Als ik hem tussendoor, net iets te hard, hoor mompelen weet ik dat mijn denken het verkeerd had. “Weet je wat mijn moeder van meneer Ronald vindt?” Zijn antwoord laat ik van me afglijden en vraag hem zijn collega met rust te laten. Ik voeg er aan toe zelf terug te keren naar zijn eigen plek.

Hij kijkt me wat listig aan, alsof hij wat van plan is. Dat blijkt ook als hij zijn telefoon uit zijn broek graait en hem aan zijn medeleerling geeft. Hij probeert hem aan te zetten om mij te filmen. De medeleerling lijkt in eerste instantie mee te werken en lacht wat, maar op het moment dat hij doorheeft dat het bevel gemeend wordt haakt hij af. En precies dit moment is wat mijn onveiligheid ontsluierde! Mijn roze bril voor wat betreft in- en uitsluiten wordt afgeslagen. Ik voel me gekwetst. Mijn onvoorwaardelijk vertrouwen in ieder mens lijkt een deuk op te lopen.

Niet dat ik iets te verbergen heb. Sterker nog, mijn instructie of uitleg filmen voor zichzelf zou ik zelfs toejuichen. De onveiligheid openbaarde zich in het feit dat de jongen mijn openheid en vertrouwen gebruikte om zijn eigen grenzen te verruimen. Hij koos er bewust voor mijn gezag te ondermijnen. Om mij wellicht onderuit te halen. Het vond al weken plaats. Ik negeerde zijn vaak negatieve inslag, ging in op zijn positieve handelingen of zijn gedrag. Maar nu, vandaag, in deze situatie, voelde ik mijn onmacht en onveiligheid zo duidelijk.

Maar lag het wel aan dit kind?
Wat wil de situatie mij duidelijk maken?
Twijfels.
En veel vragen.

Een jaar eerder had hij al bij mij, ons: Florus en mij, in de klas gezeten. En omdat er nog een aantal leerlingen van vorig jaar nu in de groep zitten, deel ik tijdens de pauze mijn gevoel van onmacht en twijfel met een klasgenoot. Deze haalt met één antwoord alle ruis en enige twijfel bij me weg.

“Meneer, de anderen zullen echt niet zeggen dat ze het oneens zijn met hem, want dan worden zij zelf gepest!”
Maar hoe weet jij dat zo zeker?
“Omdat ik dat zie. En voel, meneer!”

Het besef dat het dus niet alleen mijn onveiligheid is, groeit met rasse schreden. Dit gevoel en inzicht, dat wat zijn klasgenoot ook aangeeft te voelen, is wat ik probeerde uit te sluiten. Het raakt me en maakt me klein. Ik wilde er blind voor zijn, dus ergens kon ik het zien aankomen. En misschien ‘wist’ ik het ergens al. Want als ik alle feiten en gebeurtenissen op een rij zet, weet ik dat ik niet de juiste persoon ben deze jongen verder te helpen.

En dit wetende is precies wat voor mij uitsluiten is. Althans, dat is wat ik denk.

Er is en er gebeurt nog steeds te veel in zijn thuissituatie wat niet mijn verantwoordelijkheid is. Ja, als leerkracht ondersteun ik daar waar mogelijk en help ik in het vergaren van inzichten. Bij hem en zijn moeder deed dat proces pijn. En dat ik op momenten in mijn valkuil -zorgen voor- schoot is een feit. Dat heeft er in geresulteerd dat ik het halve thuisfront niet mee heb. Een wetenschap dat een understatement is.

En nog voordat we het schooljaar aanvingen heb ik met mijn collega gedeeld dat de relatie tussen mij en zijn moeder, en daardoor ook met hem als leerling, een grote uitdaging zou gaan worden. Dat zijn helemaal te begrijpen loyaliteit in combinatie met de ervaringen een schooljaar eerder, zouden kunnen leiden tot de climax die het nu is.

Mijn wil en vastberadenheid iedereen in te willen sluiten is ten koste gegaan van mijzelf, van hem en niet onbelangrijk, de groep. Voor het eerst in mijn carrière ervaar ik dat er grenzen zitten aan insluiten en iemand niet willen buitensluiten.

Onveiligheid, een nieuwe dimensie. Er zit een grens aan. De groep is ziek en dit inzicht maakt mij duidelijk waarom ik al twee weken aan kwakkelen ben met mijn gezondheid. Ingeluid met een lage weerstand, een hoop snot en uiteindelijk een migraineaanval. Als de bladeren van de bomen vallen kan ik deze signalen ook niet meer negeren.

Status

De studiedag, een protocol en vragen

Zelf niet aanwezig, maar in de middag druppelen de eerste reacties binnen. De dag is geslaagd en het ochtendprogramma goed ontvangen. De mooiste reactie misschien wel: ‘je was erbij zonder dat je er was!’ Mission accomplished. Naast een compilatiefilm van de pitches (zie de opdrachten) heeft de dag een aanzet tot een nieuw protocol ‘gebruik telefoon, tablet & laptop’ opgeleverd. Super gaaf! Een aanzet:

Protocol en richtlijnen voor het gebruik van een telefoon, een tablet en/of laptop.

  • Gebruik van de telefoon gaat op aanwijzing van de leerkracht: maatwerk.
  • Het geluid van je device staat op school en onder schooltijd uit.
  • Met toestemming van je leerkracht mag je tijdens de les educatieve informatie opzoeken.
  • Alleen tijdens de pauzes, voor en na schooltijd mag je gebruik maken van sociale media.
  • Bij hoge uitzondering en met toestemming van de leerkracht mag gebeld worden op/in school en je hebt toestemming van de leerkracht nodig om opnames (foto/film/geluid) te mogen maken. Dit in verband met de schending privacyrechten (zie ook het Wetboek). Op sociale media gedraag je jezelf netjes en respectvol en plaats je niets over of zonder toestemming van de ander.
  • Wanneer je off-/online situaties tegenkomt die bij jou, bij een medeleerlingen of bij medewerkers van de school een gevoel van onveiligheid kunnen geven, bespreek je dit met je ouders, je mentor of de vertrouwenspersoon op school. Openheid draagt bij aan veiligheid van mezelf en anderen.
  • Muziek luisteren mag met toestemming van, en volgens afspraak met de leerkracht. Gebruik oortjes of een koptelefoon.
  • Bij actieve deelname aan praktijklessen/gym mag je niet in bezit zijn van een telefoon.

Als blijkt dat het moeilijk is om te gaan met de bovenstaande afspraken, bijvoorbeeld omdat je snel bent afgeleid of je telefoon oneigenlijk hebt gebruikt, dan zal in overleg met je mentor, je ouders en schoolleiding andere afspraken gemaakt worden. Ook jij hebt recht op inspraak, afstemming en maatwerk.

Een mooi eerste kader waarop voortgeborduurd kan worden. Natuurlijk zijn er ook zaken die tijdens de verschillende dialogen ter sprake kwamen. Een aantal te overdenken vragen:

  • Wat is de onderliggende visie voor wat betreft het gebruik en inzet van telefoons?
  • Hoe verhoudt deze visie zich tot de onderwijskundige en pedagogische visie van de school?
  • Is het bovenstaande ‘als blijkt dat…’ afdoende, of dienen er consequenties toegevoegd te worden
  • Wat zijn tekenen van verslavingsgevoeligheid? Wat is dan ‘lang’ telefoongebruik?
  • Kan het zijn dat een leerling sensorisch zoveel prikkels opdoet dat het nodig is zich af te sluiten? Is een device dan ‘het beste’ middel? Welke mogelijkheden zijn er nog meer binnen school?
Aside

Zij houdt mij bezig

Vandaag weer een onrustige dag. Het lijkt wel weer dinsdag. Oh, wacht. En ook vandaag wordt de lijn van een dag eerder doorgezet. Een zeer onrustige dag gisteren, zo luidt de boodschap. Fixeren was wat nodig was voor hem gisteren. Ergens ben ik blij dat ik er niet bij was. Ik denk aan Okke. Terwijl ik alles in detail te horen krijg, vullen mijn gedachten zich met vragen. Ik mis een aanleiding. Misschien dat ik ergens vandaag wel met hem in gesprek kan gaan.

Wanneer de leerlingen de klas binnenkomen is eigenlijk direct voelbaar dat een dag eerder er heeft ingehakt. Hij is niet aanwezig, is door zijn moeder ziek gemeld. Zou hij moeten bijkomen?

Verschillende reacties, van de door elkaar en niet uit laten pratende leerlingen, leggen een sluier van onbegrip over dat wat er nu daadwerkelijk gebeurd lijkt te zijn. Ieder een eigen beleving, ieder een eigen waarheid. Als ik ze bevraag naar de mogelijke aanleiding komt er wat lijn in het verhaal, overeenkomsten volgen. De rust, mede door bezinning en alle informatie, lijken de puzzel compleet te maken.

De meeste leerlingen lijken het voorval een plek  te kunnen geven. Toch vinden twee dat lastiger. Zij herbeleven en lijken het ergens ook wel grappig te vinden, de gehele situatie tot aan het fixeren toe. Spottend maken ze nog wat opmerkingen door de klas. Alsof zij precies weten aan te voelen wanneer ze anderen of een situatie kunnen ondermijnen. De functie ontgaat mij deze keer, zeker omdat zij net beide een zeer positieve inbreng tijdens het gesprek hadden!? Ik besluit de uitingen te negeren.

Eén van hen is zij. Nieuw in de groep, maar het gevoel of ze al jaren op school zit. Aangepast aan hoe de school functioneert, is zij mijn spiegel voor wat we als school. Wat we als school verwachten van leerlingen en tegelijkertijd laat ze zien en merken wat zij nodig heeft. Soms juist het tegenovergestelde van wat mijn ‘gezond verstand’ denkt.

Zij houdt me bezig. Niet alleen als spiegel of hoe zij mijn visie over hoe onderwijs eruit zou kunnen zien voedt, maar vooral in haar wispelturige gedrag. Op een andere plek gaat ze niet zitten: “Met juf S heb ik deze plek besproken.” Aan het werk gaat ze niet: “Meneer M zou voor mij een rooster maken. Dat heeft hij nog steeds niet gedaan en dus ga ik niets doen.” Toch ergens anders gaan zitten, op de vensterbank tussen het raam en de tafel met computers. Met een boterham in haar hand mompelt ze: “Ik blijf hier bij het raam zitten, want dat is fijn.” En zelfs als ik met de klas in de middag naar buiten loop, lijkt ze in controle te willen zijn: “Ik loop terug naar school.” Een scherpe opmerking van de ander uit het tweetal brengt haar tot inkeer: “De hele dag doe je niets, heb je geen zin om iets te doen en nu wil je terug naar school!? Je zoekt gewoon grenzen op.”

Scherp opgemerkt, gevoed door een subtiel vleugje eigenbelang deelt hij later met mij.

Ze lijkt deze grenzen op te zoeken om begrensd te worden. Op zoek naar duidelijkheid en begrenzing om overzicht te kunnen houden? Ze laat alleen mensen toe die ze vertrouwt, logisch. Waarbij zij zich veilig voelt. Mist ze in haar basis, thuis, iemand die de veilige en vertrouwde grenzen bewaakt?

En wat is haar huidige perspectief? Ze is in een klas, VMBO 2kbl, geplaatst welke niet haar huidige niveau en leerjaar dekt. Geen ruimte in een andere klas en de mogelijkheid van ontwikkelhiaten zijn de beweegredenen voor school om de keus te maken haar in onze klas te plaatsen. In een eerder gesprek was ze al duidelijk, ze vervolgt als ik haar vraag om een doel: “Ze hebben gezegd dat ik hier op mijn examen moet doen, dus een doel stellen heeft geen zin.” Het is mij duidelijk dat ze weg wil. Hoe ga ik haar hierin ondersteunen en leren dat een doel stellen wel degelijk zin heeft? Dat eigenaarschap en eigen verantwoordelijkheid de sleutel is. Ze houdt me bezig.

En groter redenerend: hoe kunnen we als school een brug zijn? Een springplank zijn voor leerlingen. Hoe leren we kinderen de vaardigheden die nodig zijn om een eigen doelen te stellen? Kinderen ‘volwassen’ in de wereld te zetten en leren hun eigen toekomst te creëren.

Zij houdt mij bezig om ook mijn huidige onderwijsomgeving anders vorm te geven. Met de pilot hebben we een aanzet gedaan. Twee leerkrachten in een groep, een duidelijke visie en inspraak rondom een groepssamenstelling en ouderparticipatie en -betrokkenheid als belangrijke pijlers. Met flippen ben ik aan de slag. Online en Gepersonaliseerd Leren: om volledig beschikbaar te zijn voor leerlingen, om aan te sluiten op noden en behoeften van leerlingen, los van jaarklassen en het opnieuw gaan werken met vakdocenten waarbij eigen mentoren het proces, juist ook relationeel, bewaken.

Zij houdt me bezig.

Een draak van een dag

Je weet dat ze niet bestaan, draken. En toch weet iedereen hoe ze eruit zien en dat ze vuur spuwen. Zo is dat ook met gedrag. Dat wat gezegd wil worden wordt op een onhandige manier gespuwd. Het zet alles om ‘de draak’ heen in brand. Althans, als je alleen in gaat op het gedrag. Want als je weet dat het gedrag van leerlingen een functie heeft, alleen maar communicatie is en het gevoel van onmacht vibreert, dan kan het water weer stromen. Het vuur wordt gedoofd en de mens in het kind ontvlamt weer.

Gedrag is er, net als veel onmacht. De draak die de macht wil overnemen. Macht, dat niet bijdraagt aan enige motivatie of de saamhorigheid in een groep. Het is aan mij om contact te blijven houden met mijn eigen kracht. De uitdaging om mijn kracht niet weg te geven aan macht of onmacht.

10 OKT-02 Een draak van een dagDe afgelopen weken werk ik in flow. Ik voel me sterk, mag bezig zijn waarmee ik het liefst bezig ben: mijn visie op onderwijs en opvoeding concreet maken. Flippen als middel. Ik voel me op school als een vis in het water. Het stroomt. En wanneer het even niet stroomt ben ik me ervan bewust dat me slechts twee dingen te doen staan: surfen of go slow. Als een slak genieten van de kleine overwinningen van leerlingen die hun eigen spoor achterlaten. Genieten van de relatie tussen mij en leerlingen. Genieten wanneer een leerling zichzelf ont-moet. Samen als mens ont-wikkelen. Anders leren, vanuit het mogen zijn wie je bent.

En toch. Vandaag, vrijdag. Een draak van een dag! Alsof leerlingen toe zijn aan het weekend. Surfen op vuur wordt het.

Meneer, we hebben de hele week al niets gedaan! En ik ben jarig maar de meneer gaat toch wel weer werken. Let maar op. Ik heb geen zin in wiskunde en omdat we deze week vrij zijn geweest moeten we nu alles zeker weer inhalen? Ik ga vandaag echt niets doen! Toch geen gaMMa vandaag he? Ik haat dat vak. Meneer, mag ik naar huis? Meneer, kunnen we niet beginnen met het afkijken van de film van gisteren? Waarom moeten we van u altijd zoveel werken? Bij meneer M. hoefden we ook niet te werken.”

Wanneer ik de tijd zou nemen, zou ik alleen met deze uitspraken van die leerling al een ochtend vullend programma kunnen vormgeven. Als deze vragen en opmerkingen binnen een paar minuten op je worden afgevuurd lijkt de intentie van de dag gezet. Terwijl ik naar hem luister schuif ik een krukje onder de tafel vandaan. Ik zet één voet op het krukje, mijn elleboog op mijn knie en mijn kin op mijn vuist. Ogenschijnlijk laat ik alles van me afglijden. Maar ik merk ook dat het ondermijnen iets met me doet. Ik voel zijn energie, zie leerlingen op hem heen in hun schulp kruipen en de overgebleven ruimte vult zich met vuur. Ik probeer bij mezelf te blijven. Afstemmen op wat er nu gebeurt, wat een mogelijke angst is, wat bewust ondermijnd wil worden en waar wat eigenlijk gezegd wil worden.

Is het de uitwerking van de onrust die deze week binnen school geheerst heeft? Verschillende collega’s ziek, klassen opgedeeld. Mijn leerlingen zelfs een dag vrij. Mijn aanwezigheid voelt vandaag als die van ‘de invaller’. Continuïteit lijkt te missen. Dat mijn rol dit jaar anders is, is een feit. Dat ik de klas niet met een bepaalde continuïteit kan zien is wat het nu is.

Of wordt het vuur aangewakkerd door onduidelijkheid? Zo vertelt de een dat hij met een mindset is opgestaan waarin hij nu al weet dat het een k#tdag gaat worden. Heeft die ander al laten weten dat hij jarig is en zijn vader taart komt brengen. Alleen weet hij niet hoe laat. Weer een ander, net twee weken nieuw op school, laat vandaag 180° ander gedrag zien. Als ik benoem wat ik zie, legt ze heel nonchalant de vinger op een zere plek: “… ik weet nu hoe de school hier werkt.” Vrij vertaald: ik geef mezelf over aan dat wat speciaal onderwijs heet, ken nu al de mazen in de structuur en organisatie van de school en perspectief heb ik niet!? Ze vervolgt: “…hier moet ik van jeugdzorg naartoe. Zij vinden dit de perfecte school en hier moet ik van hen mijn diploma halen.”

Als ik deze waterval van negatieve woorden over me heen laat komen denk ik aan Dan Pink. Aan zijn boek Drive, the surprising truth about what really motivates us.

Een draak van een dag? Ik denk eerder een draak van een zorgstelsel, c.q. onderwijssysteem. Of ga ik hiermee mee in de negatieve houding van de leerlingen? Leerlingen motiveren, mijn uitdaging. Een band opbouwen met ze. Leerlingen die uiteindelijk op een school zitten waarbij ze verteld wordt dat het hun laatste kans is. Voor hun gevoel overal uitgekotst. Waarbij vooral gedrukt is op wat ze niet kunnen. Met zoute vingers in wonden. Ze zijn zichzelf kwijt. Her-ijken lijkt verder weg dan ooit. Een ware reis van de held.

En ik? Ik ben onderdeel van het systeem. Mijn drive is leerlingen dragen: ondersteunen zichzelf de hervinden, talenten op te sporen, te verinnerlijken en in te zetten. Binnen twee weken doorhebben ‘hoe een school werkt’. Schrijnend voor ons als school, maar tegelijkertijd laat zij een mega-talent zien. Ze heeft nu al een goed ontwikkeld analytisch vermogen. Behoefte aan autonomie en aan autodidactisch leren. Alleen, ons onderwijssysteem loopt achter. Dat is alles.

En dat leerlingen wordt verteld dat onze school hun laatste kans is, dat is misschien wel de grootste draak! Want er zijn altijd nog gesloten scholen, institutionele of pedologische inrichtingen, dus laatste? Maar wat als we omdenken? Wat als we leerlingen perspectief bieden? Dat we als school een springplank zijn om leerlingen opnieuw de overstap te laten maken naar een reguliere setting óf een school zijn waarbij leerlingen hun eigen (multi-)talenten verder mogen ontwikkelen? Wanneer de draak plaats maakt voor de beer, ligt bruggen tussen de situatie nu en de gewenste situatie open.