In de ochtend een leesmoment gepland. Om me in te lezen in het Kunskapsskolan-concept dat is overgewaaid vanuit Zweden. De VSO-school Mariëndael is er dit schooljaar mee gestart. Een lang, goed en gedegen voorbereiding is er daar aan vooraf gegaan. En willen wij als school ook ‘mee’ met gepersonaliseerd leren, dan is het zaak om te leren van elkaar.
Om 9.00 uur een WhatsApp van een collega. Of ik nog gedacht had aan het overnemen van haar groep. Even een kwartier. Nee! Ben zelfs nog in een andere stad. Collega’s krijg ik niet te pakken, dus zit er maar één ding op: haasten.
In de trein voel ik hoe gebonden deze afspraak eigenlijk is. Een break in mijn werkflow. Ja, wel de verantwoordelijkheid voelen voor de afspraak, tegelijkertijd druist het in tegen mijn verlangen om vanuit vrijheid in gebondenheid te kunnen creëren en ontwikkelen. Bedenken wat ik met deze situatie wil is wat mij rest.
Na het kwartier ga ik in de koffiekamer zitten. Een afgesloten ruimte waar ik de hoop heb om als ‘kwijt’ door te kunnen gaan met inlezen. Dat ‘kwijt’ lukt aardig. Ik lees en maak direct een pagina aan op onze ICT-website. Vervolgens ontwerp ik mijn eerste ‘Flip’-les, over verhoudingen.
Op de achtergrond hoor ik al een tijd verschillende leerlingen onverschillig zijn. Roepen, schreeuwen en in discussie gaan. Grenzen vervagen. De nieuwe leerkracht worstelt zich door de dag. Het lijkt alsof leerlingen vaker en langer in de achtervang (time-out) zitten dan dat ze in de klas zijn. De verhouding tussen de leerlingen en hun leerkracht is zoek. Bij mij de twijfel: grijp ik in, of blijf ik gefocust op mijn eigen doelen. Hoe verhoud ik me tot deze situatie?
Eigen doelen, zo voelt het. Het is niet aan mij, niet mijn taak en zelfs niet mijn verantwoordelijkheid om mijn collega te coachen. Uit ‘zorgen voor’ zou ik dat hebben gedaan. Maar daarmee zou ik een systeem in stand hebben gehouden waardoor er ruimte ontstaat. Een grijs gebied waar niemand mee gediend is. Ik kies te wachten op de vraag. Dat schuurt. Mijn onzekerheid knaagt.
Maar de vraag laat nog geen uur op zich wachten. Een melding in de WhatsApp-groep van collega’s:
“Hoi, kan iemand mij tips geven over sancties bij de gym? Hij is erg opstandig en aan het schelden tegen mij: ‘houd je bek’, ‘kuthoer’ en ‘ik ga je vermoorden’. Te erge dingen die ik niet zomaar kan negeren. Hij moet nu in de kleedkamer even tot rust komen. Hij heeft al ‘de achtervang’ in de grote pauze te pakken.”
De kwetsbaarheid waarmee het bericht wordt geschreven maakt mij ergens blij. De openheid waarmee de leerkracht het bericht en de vraag deelt, is een openheid die ik het onderwijs gun. Je kan vinden van het bericht, de inhoud en de sanctionering die al is opgelegd wat je vindt, maar feit is dat deze leerkracht zich midden in een storm begeeft. Het geven van veroordelingen wanneer je zelf geen onderdeel van dat moment bent, is enkel ondermijnend naar de openheid van dit (blijven) delen.
Het woord ‘moet’ is waar ik op resoneer. De leerling ‘moet’ namelijk niets. Als ik me in een verhoogde staat van arousal bevindt, laat ik mij door niemand ‘de wet’ voorschrijven. Ik heb dan enkel behoefte aan aandacht en begrip, ook als ik zelf nog niet zo ver ben om contact te maken met die behoefte.
Ik denk dat het daarom juist gaat over ‘moeD’ in plaats van ‘moeT’: de moed om perspectief te nemen en het de ander te leren. Nemen in plaats van (sancties) geven. Ont-wikkelen in plaats van inwikkelen. Je in het echte midden van de tornado te begeven. Om vanuit windstilte de storm te aan- en beschouwen. Met compassie en inleving. Op te nemen van wat maakt dat hij dit gedrag laat zien. Over wat deze leerling eigenlijk wil zeggen. En wat is nodig om hem de taal aan te reiken die de erge dingen doen verdampen.
Als geen ander begrijp ik de situatie. Een enkel delen met en wat hij in mij zou losmaken is vaak al genoeg. Zijn boosheid begrijpen maar het taalgebruik of gedrag niet accepteren, is mezelf laten zien. Het voelt zo kwetsbaar en krachtig tegelijkertijd. Mijn leerling leren om te gaan met grenzen van mij of een ander, waardoor hij zijn eigen grenzen ont-dekt.
En daar is moed voor nodig. Straffen zonder mogelijkheid tot herstel is ondermijnend: (zelf)bevestigend dat (hij) de leerling het fout doet en dat fouten niet gemaakt mogen worden. Ja, onhandig is het. Maar wat een mooie taak is het om als leerkracht bij te kunnen en mogen dragen aan wat nodig is om (je)zelf in een nieuwe situatie de baas te kunnen zijn over je emotie. En dat is alleen maar deelbaar als ik dit zelf voorleef. En dan wordt het samen zoeken naar oplossingen alleen maar leuk. Samen lachen om elkaars onhandigheid. Oefenen.
Het oude loslaten en aan het nieuwe bouwen.
En precies in het oude kan het stormen. Aan mij de keus of ik me mee laat nemen door de wind en mezelf dus weggeef, of dat ik blijf staan. Het loslaten kan als tegenwind voelen. Rondslingerende takken kunnen je raken. Maar uiteindelijk, als de wind is gaan liggen, kan het nieuwe bouwen beginnen.
Ik weet nu dat wanneer ik niet begin met bouwen en kies voor het oude, leerlingen mij uit blijven schelden of in discussie blijven gaan. Dat ik me ‘op mijn pik getrapt’ voel. Dat de ego in mij me in die verhoogde staat van arousal brengt.
Als ik mijn telefoon weg leg, nadat ik mijn collega een WhatsApp heb teruggestuurd, lees ik verder. Het doel van de Kunskapsskolan-scholen is waar mijn oog op valt. “Iedere leerling wordt gezien als een uniek individu, die het maximale uit zichzelf haalt.” Mooi! Ik start met het zien van mezelf en het beste eruit te halen. Doe je mee?